Patellaluxatie
Een patellaluxatie (knieschijfluxatie) treedt op wanneer de knieschijf uit de groeve van het bovenbeen komt. Dit zorgt in de acute fase voor een uitgesproken pijn. Nadien kunnen patiënten een blijvend onzekerheidsgevoel gewaarworden (apprehensieteken).
Wat?
Een acute luxatie van de knieschijf is de tweede meest voorkomende oorzaak van een hemartrose (bloed in het gewricht) in de knie.
Wie?
Blijvende instabiliteit van de knieschijf wordt geassocieerd met 4 onderliggende factoren: dysplasie (misvorming) van de trochlea (groeve van het bovenbeen, waarin de knieschijf ‘spoort’), hoogstand van de knieschijf (patella alta), het naar ‘buiten’ staan van de tuberositas (aanhechtingspunt van de patellapees op het onderbeen) en een insufficiëntie van het mediale retinaculum (binnenste spanningsband van de knieschijf).
Klachten?
Bij een acute luxatie van de knieschijf ervaart de patiënt een uitgesproken pijn. Deze zal pas verminderen als de knieschijf terug op zijn plaats (gereduceerd) is. Soms dient deze reductie door de (spoed)arts te gebeuren. Dit kan ook spontaan gebeuren. We spreken dan van een sub-luxatie. De patiënt heeft steeds het gevoel dat de knieschijf terug wil verplaatsen. We spreken dan over een ‘positieve apprehensie’.
Onderzoeken?
Diagnostisch zal er een NMR worden genomen, waarbij ondermeer botoedeem (vocht in het bot) wordt gezien ter hoogte van laterale femurcondyl en/of mediale facet van de knieschijf. De NMR kan ook instabiele of losse kraakbeenfragmenten aantonen. Hiernaast kunnen we ook zien waar het MPFL (mediaal patellofemoraal ligament) gescheurd is. Wanneer het MPFL gescheurd is op niveau van het bovenbeen, is er een verhoogde kans op patellofemorale instabiliteit.
Wanneer behandelen?
Bij een eerste patellaluxatie zal er steeds voor een conservatief (= niet-operatief) beleid gekozen worden. De kans op recidief bedraagt slechts 5%. Enkel wanneer er door de verplaatsing van de knieschijf een losliggend stuk kraakbeen in de knie zit, zal dit door een kijkoperatie (arthroscopie) verwijderd worden. Bij een tweede luxatie bedraagt de kans op recidief zo’n 50%. Wanneer de patiënt dan beschikt over voorbeschikkende factoren (bijvoorbeeld hoogstand van de knieschijf, het naar buiten staan van de tuberositas tibiae) zal de arts spreken over mogelijke chirurgie. Wanneer de knieschijf een derde keer geluxeerd is, bedraagt de kans op recidief zo’n 95% waardoor in principe steeds wordt overgegaan tot een chirurgische behandeling.
Behandelingsmogelijkheden
In eerste instantie bestaat de behandeling uit een conservatief (niet-operatief) beleid, waarbij er een immobilisatie (gips of extensiebrace) wordt ingevoerd gedurende 2-3 weken. Hierna zal er gestart worden met functionele revalidatie, al dan niet geassocieerd met een kniebrace.
Voor de chirurgische behandeling verwijzen wij specifiek naar MPFL-reconstructie.